Een ommekeer die gevolgen zou hebben voor de hele auto-industrie: de Europese Unie heropent het debat over het verbod op verbrandingsmotoren in 2035.

Onrust in Brussel. De Europese Unie heeft een van de meest bepalende regelgevingsdebatten voor de auto-industrie heropend: het einde van de verkoop van voertuigen met verbrandingsmotoren in 2035. Een ommekeer die niet uit de lucht komt vallen. Brussel werkt tegelijkertijd aan een nieuw kader om de productie van betaalbare, kleine auto’s op Europees grondgebied te stimuleren, als reactie op de druk die ik onlangs in een ander artikel beschreef: de noodzaak om echt goedkope auto’s aan te bieden die niet afhankelijk zijn van China.

Wat in 2023 nog een vastomlijnd stappenplan leek, begint nu barsten te vertonen. De vertraging van de groei van elektrische auto’s, de concurrentiedreiging uit Azië en de urgentie om de industriële capaciteit in Europa te herstellen (en te behouden) verklaren deze koerswijziging (Reuters).

Een doelstelling die werd vastgesteld om de decarbonisatie van het vervoer te versnellen

De EU is van plan om de huidige auto's te vervangen door elektrische auto's.

De Europese verordening die het einde van de verbrandingsmotor in 2035 vastlegde, was gebaseerd op drie pijlers: drastische vermindering van de uitstoot, naleving van de klimaatdoelstellingen voor 2050 en versnelling van de elektrificatie (Europees Parlement).

Volgens gegevens van de Europese Commissie en Eurostat is het wegvervoer nog steeds verantwoordelijk voor ongeveer 22% van de CO₂-uitstoot, en personenauto’s voor ongeveer 12-14%. Massale elektrificatie was het belangrijkste instrument, althans zo werd het gerechtvaardigd, om de klimaatdoelstellingen te halen.

De rem op de elektrische auto en de druk om betaalbare auto’s ‘Made in Europe’ te maken

De ontwikkeling van het aantal registraties laat een duidelijke afkoeling zien van het aantal registraties van elektrische auto’s in Europa. Hoewel de vraag groeit, doet dat veel minder dan verwacht.

Tegelijkertijd hebben verschillende Europese fabrikanten twee waarschuwingen gegeven. Het onvermogen om te concurreren met de prijzen van Chinese fabrikanten als de regelgeving en fiscale regels niet worden herzien. De dringende noodzaak om een nieuwe categorie kleine en betaalbare auto’s te lanceren na de ineenstorting van het A-segment.

Zoals we al hadden verwacht, overweegt Brussel om in december een specifiek regelgevend kader aan te kondigen om de productie van goedkope Europese auto’s mogelijk te maken die rechtstreeks kunnen concurreren met de Chinese instapmodellen, evenals een mogelijke herziening van de doelstelling voor 2035.

Een ontwikkeling die gevolgen heeft voor fabrieken en werkgelegenheid

Als dat gebeurt, zal de auto-industrie zich moeten aanpassen aan de nieuwe realiteit.

Op dit punt is het belangrijk om niet te vergeten dat, de op één na grootste autofabrikant van Europa, een van de landen is die het meest getroffen wordt door elke wijziging van de doelstelling voor 2035. De auto-industrie is goed voor meer dan 10% van het nationale bbp en meer dan 8% van de industriële werkgelegenheid.

De standpunten die in Europa naar voren worden gebracht met betrekking tot de herziening van de doelstelling voor 2035 zijn niet langer alleen een klimaatdiscussie. Het zou een strategisch antwoord zijn op de kloof tussen de realiteit van de markt en de doelstellingen die voor de elektrische auto waren vastgesteld, op de Chinese concurrentie en op de dringende noodzaak om de autoproductie in Europa te behouden.

De komende aankondiging van Brussel in december – waarin het kader voor die “goedkope Europese auto’s” en de mate waarin de doelstellingen voor 2035 zullen worden herzien, zullen worden toegelicht – zal doorslaggevend zijn.